Is dit de oplossing?
In Nederland hebben we het mooiste pensioensysteem van misschien wel de hele wereld. Kapitaaldekking met daarbij een financieel toetsingskader dat zelfs een economische crisis kan weerstaan. Er is weliswaar veel te doen met betrekking tot de dekkingsgraad, maar ons Nederlandse Financieel Toetsingskader is in deze turbulente tijd toch wel robuust gebleken. Voor werkgevers zitten er echter ook minder fraaie kanten aan ons pensioenstelsel, neem bijvoorbeeld de problematiek over waardeoverdracht.
Waardeoverdracht: de molensteen om de nek van ondernemingen.
Waardeoverdracht staat al lange tijd ter discussie in pensioenland, vooral wanneer het bij verzekeringsmaatschappijen ondergebrachte pensioenregelingen betreft. Eigenlijk niet zozeer de mogelijkheid tot waardeoverdracht, maar veel meer de bijbetalingsproblematiek als gevolg van de berekeningsgrondslagen die moeten worden gehanteerd. Werkgevers ervaren de bijbetalingen als bijzonder onrechtvaardig: zij betalen immers al de premie voor een volledig tijdsevenredig afgefinancierd pensioen. Dit speelt des te meer in de situatie dat er moet worden bijbetaald als het gaat om een werknemer die zijn, in het verre verleden bij hem opgebouwde, pensioenaanspraken overdraagt.
Het is hierbij vreemd dat wanneer een werkgever goed voor zijn werknemers wil zorgen en een gegarandeerde middelloonregeling wil toezeggen, hij dit risico van bijbetaling loopt. Het alternatief is een beschikbare premieregeling. Hierbij heeft de werkgever het risico van bijbetalen bij waardeoverdracht niet. Een werkgever met een middelloonregeling wordt hiervoor dus feitelijk gestraft voor zijn goede intenties dat hij een werknemer een gegarandeerd pensioen wil bieden. Een werkgever die is aangesloten bij een pensioenfonds heeft dit probleem niet. Sterker nog, de rekenregels voor verzekerde pensioenregelingen zijn juist opgesteld met het financieringssysteem van pensioenfondsen voor ogen.
Al geruime tijd gaan er stemmen op om de waardeoverdracht te beperken tot een recht op afkoop, gekoppeld aan een daaropvolgende inkoop bij de nieuwe pensioenuitvoerder. In dat geval draagt de ene pensioenuitvoerder uitsluitend de afkoopwaarde over aan de andere pensioenuitvoerder. Hiermee kunnen bijbetalingsverplichtingen worden voorkomen en hebben ondernemingen niet het risico om in de financiële problemen te raken door waardeoverdrachten van werknemers die men al lang vergeten is.
Zes maanden termijn nu vervallen?
Inmiddels is de termijn van 6 maanden die door de werknemer in acht genomen moet worden voor het vragen voor waardeoverdracht door de politiek geschrapt. Zodoende hoeft waardeoverdracht dus niet binnen 6 maanden aangevraagd te worden, maar kan dit zelfs nog decennia na de uitdiensttreding. Sterker nog, iedereen die zijn waarde niet kon overdragen omdat deze voor de invoering van het recht op waardeoverdracht was opgebouwd, kan dit door deze politieke beslissing nu alsnog laten doen. Aan dit laatste wordt overigens op dit moment nog paal en perk gesteld. Daartoe wil de overheid het Besluit Uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling zodanig aanpassen dat de termijn van 6 maanden blijft gelden voor de situatie waarin de werknemer vóór 2015 al is begonnen met het verwerven van pensioenaanspraken bij de nieuwe werkgever.
Men heeft het voornemen deze aanpassing met terugwerkende kracht in te laten gaan vanaf 1 januari 2015. Het RPA is van mening dat de wetswijziging op dit punt nogal overhaast geweest. Het brengt bovendien de merkwaardige situatie met zich mee in het geval er op dit moment al verzoeken tot waardeoverdracht zijn ingediend. Pensioenuitvoerders zijn op grond van de huidige wet- en regelgeving verplicht zijn hieraan mee te werken. Maar wat gebeurt er dan, als achteraf de regelgeving met terugwerkende kracht wordt teruggedraaid. Dit is een vraag voor de pensioenuitvoerder, maar zeker ook voor de werkgever die een aanvullende koopsom heeft moeten betalen in deze periode van impasse.
Naar de mening van het RPA is het een niet evenwichtige beslissing van de politiek geweest om de termijn van 6 maanden te laten vervallen zonder tegelijkertijd ook de rekenregels te laten vervallen. Ook het besluit het wederom terug te draaien schept geen beeld van een doorvlochten beslissing. De werknemers krijgen nu een vrijwel onbegrensd recht op waardeoverdracht, terwijl de risico’s voor de werkgevers fors toenemen.
Pensioenadvies wordt bemoeilijkt!
Pensioenadviseurs wordt het moeilijk gemaakt tot een evenwichtig advies te komen over pensioensystemen. Het lijkt erop dat erg gezwalkt wordt door ondoordachte beslissingen, die op zich erg relevant zijn voor keuzes die een werkgever maakt. Mede gezien de brief van Staatssecretaris Klijnsma op 18 november 2014, waarin zij aangeeft dat ernaar te streven de 2e Kamer vóór de zomer 2015 te informeren over het onderzoek naar een fundamentele herziening waardeoverdracht, wachten pensioenadviseurs met spanning af naar de uitkomst hiervan. Het tussentijdse afschaffen van de 6 maanden termijn helpt de pensioenadviseur niet bij het goed kunnen adviseren van werkgevers.