Nieuwsbrief Pensioen februari 2021

Datum: 2021-02-28, Categorie: Nieuws

In onderstaande nieuwsoverzicht treft u het nieuwsoverzicht aan over een aantal belangrijke nieuwsberichten van de afgelopen maand.

Toekomst pensioen: pensioencontracten - bron: Wet Toekomst Pensioenen
Het wetsvoorstel Wet toekomst pensioenen staat online voor advies. Deze wet legt vast dat uitkering- en kapitaalovereenkomsten niet meer kunnen worden afgesloten. In de toekomst bestaan hierdoor alleen nog premieregelingen. Het kabinet wil dat deze wet ingaat op 1 januari 2022. 

De pensioencontracten
Werkgevers kunnen kiezen uit vier verschillende pensioencontracten:
1. Nieuwe premieregeling
2. Bestaande zuivere premieregeling.
3. Bestaande premie-kapitaalovereenkomst.
4. Bestaande premie-uitkeringsovereenkomst.

De belangrijkste kenmerken van de nieuwe premieregeling zijn:
Een collectief beleggingsbeleid;
Een verhoging van de pensioenuitkering als de financiële resultaten volgens vooraf afgesproken regels over verschillende leeftijdsgroepen;
Een gerichte verdeling van financiële resultaten volgens vooraf besproken regels over verschillende leeftijdsgroepen;
Een risicodeling over verschillende generaties door de verplichte collectieve solidariteitsreserve;
Een pensioenopbouw en een pensioenuitkering vanuit een persoonlijk pensioenvermogen; en
Deelnemers en pensioengerechtigden dragen het beleggingsrisico en het micro- en macro-langlevenrisico.

Alle pensioenuitvoerders kunnen de eerste twee pensioenuitvoerders kunnen de eerste twee pensioencontracten uitvoeren. Alleen verzekeraars kunnen de laatste twee pensioencontracten uitvoeren, omdat deze contracten een pensioen of een kapitaal verzekeren.

Niet leeftijdsafhankelijke premie
Een deelnemer betaalt een niet-leeftijdsafhankelijke premie. Dit maakt oudere werknemers aantrekkelijker op de arbeidsmarkt. Een dit zorgt voor een premie die minder verandert. De leefstijdsafhankelijke premie geldt wel voor:
- bestaande deelnemers in een premieregeling bij een verzekeraar; en
- bestaande deelnemers in een uitkeringsovereenkomst bij een verzekeraar.
Deze pensioenregelingen moeten dus al bestaan voordat de Wet toekomst pensioenen ingaat.

Collectieve solidariteitsreserve
De collectieve solidariteitsreserve geldt bij de nieuwe premieregeling. Ook in de zuivere premieregeling wordt de solidariteitsreserve een keuzemogelijkheid voor sociale partners. Verplicht gestelde bedrijfstak- en beroepspensioenfondsen kunnen kiezen om onderdelen uit de collectieve solidariteitsreserve over te nemen.
De collectieve solidariteitsreserve is maximaal 10% van de premie beleggen in solidariteitsreserve. Een deelnemer belegt dus minimaal 90% in zijn persoonlijke pensioenvermogen.

Voor de praktijk:
Houd in jouw adviezen alvast rekening met de regelgeving in het nieuwe pensioenstelsel. Maak voor de klant de financiële gevolgen duidelijk van een overstap naar het nieuwe pensioenstelsel. Hiervoor kun je een vergelijking maken tussen de huidige kosten voor de werkgever en de nieuwe kosten voor de werkgever. Leg hierbij duidelijk vast dat bovenstaande regelgeving nog niet is ingegaan en wijs de klanten hierop.

Projectierendement        Bron: Internetconsultatie Wet toekomst pensioenen
Alle pensioenuitvoerders moeten gebruik maken van het projectierendement en de wettelijke parameters. Het projectierendement heeft vijf doelen:
1. Communicatie
De pensioenuitvoerder berekent de toekomstige pensioenuitkering met het projectierendement in drie scenario's, te weten een pessimistisch scenario, een verwacht scenario en een optimistisch scenario.
2. Fiscale premiegrens en tijdelijke extra fiscale ruimte
Iedere pensioenregeling krijgt hetzelfde fiscale kader. De maximale premie wordt 30% van de pensioengrondslag. Het doel hiervan is dat iedere deelnemer 75?n pensioen kan opbouwen in 40 jaar of 80% in 42 jaar. Het kabinet zet de premiegrens van 30% vast in de wet. Van 1 januari 2026 tot 1 januari 2036 wordt de premiegrens met 3%-punt verhoogd. De premiegrens is dan 33% van de pensioengrondslag om hiermee deelnemers te kunnen vergoeden.
3. Hoogte pensioen
De premiegrens wijzigt alleen tijdens de vergoedingsperiode bij een wijziging van meer dan 5%-punt. Na 1 januari 2036 kan de premiegrens iedere 5 jaar wijzigen. Een wijziging moet 3 jaar van te voren duidelijk zijn.
4. Balans doelstelling en premie
De sociale partners of de werkgever maakt een pensioendoelstelling. Met deze pensioendoelstelling berekent een pensioenuitvoerder de premie. Het doel van het nieuwe pensioenstelsel is dat iedere deelnemer een pensioen ontvangt waarmee voldoende gekocht kan worden.
5. Toets risicohouding
Pensioenuitvoerders moeten de risicohouding van deelnemers per leeftijdsgroep duidelijk maken in het nieuwe pensioencontract. De financiële resultaten moeten namelijk worden verdeeld over de verschillende leeftijdsgroepen volgens de risicohouding van de deelnemers. Met de verwachte beleggingsresultaten kan de pensioenuitvoerder beoordelen of deze resultaten gelijk zijn met de risicohouding van deze deelnemers. Voor het duidelijk maken van de risicohouding gelden de volgende regels:
Een pensioenuitvoerder moet minimaal 1 keer per 5 jaar onderzoek doen naar de risicohouding. Klopt de risicohouding niet met de eerdere risicohouding? Dan past de pensioenuitvoerder de risicohouding aan.
Een pensioenuitvoerder kan alleen één risicohouding voor alle deelnemers duidelijk maken bij uitkeringsregelingen die niet overgaan naar het nieuwe pensioenstelsel en voor vaste uitkeringen bij pensioenfondsen.
Een pensioenuitvoerder legt de risicohouding vast in twee maatstaven. Namelijk van de pensioenuitkering in een pessimistisch scenario en in een verwacht scenario. Deze maatstaven gelden voor de opbouwfase en voor de uitkeringsfase. Tot slot geldt een lange termijn risicomaatstaf om hierdoor de nadelen op de lange termijn in te kunnen zien Deze extra maatstaf geldt alleen voor de uitkeringsfase.

Voor de praktijk:
Pensioenuitvoerders kunnen oudere deelnemers en pensioengerechtigden meer tegen het renterisico beschermen dan jongeren. Oudere deelnemers krijgen hierdoor beschermen tegen het renterisico. Dit is belangrijk voor deelnemers met een kortere of ontbrekende pensioenopbouw.

Toekomst pensioenen: overstap naar het nieuwe pensioenstelsel.    Bron: Internetconsultatie Wet toekomst Pensioenen
Een pensioenuitvoerder kan vanaf 1 januari 2022 overstappen naar het nieuwe pensioenstelsel. Stapt in het bijzonder een pensioenfonds over naar het nieuwe pensioenstelsel? Dan kan een deelnemer geen bezwaar maken. Zijn de gevolgen van de overstap niet duidelijk voor meerdere deelnemers? Dan kan een pensioenuitvoerder ervoor kiezen om niet over te stappen naar het nieuwe pensioenstelsel.
Is het wetsvoorstel ingegaan op 1 januari 2022? Dan hebben sociale partners en werkgevers tot 1 januari 2024 de tijd om een nieuwe pensioenovereenkomst af te spreken en het transitieplan af te ronden. Vanaf 1 januari 2024 hebben pensioenuitvoerders nog 1 jaar en 6 maanden de tijd om een plan op te stellen voor de overstap. Voor 1 januari 2026 moet iedere pensioenuitvoerder zijn overgestapt op één van de vier pensioenovereenkomsten.
Transitieplan
Iedere werkgever met een bestaande pensioenovereenkomst moet een transitieplan maken. In het transitieplan staat waarom de werkgever kiest voor een bepaalde pensioenovereenkomst. Het transitieplan bestaat minimaal uit volgende onderdelen:
De gekozen pensioenovereenkomst;
Informatie over hoe de werkgever omgaat met bestaande aanspraken en rechten en waarom;
Een overzicht van de gevolgen per leeftijdsgroep van de overstap op een pensioenovereenkomst met een niet-leeftijdsafhankelijke premie;
De afspraken over vergoeding door een lagere pensioenuitkering;
Een financieringsplan voor deze vergoeding; en
Afspraken over de invulling van de solidariteitsreserve.

Informatieverplichting
In de nieuwe pensioenovereenkomst moet de pensioenuitvoerder de deelnemer informatie geven over de volgende onderwerpen:
- de pensioenpremie die de deelnemer moet betalen;
- het deel van de premie voor de eigen pensioenopbouw;
- het deel van de reserve voor de solidariteitsreserve;
- toe- of afname van het pensioenvermogen;
- stortingen op of opnames van het pensioenvermogen; en
- verdeling van de resultaten, zoals bijvoorbeeld de beleggingsresultaten.

Informatieverplichting in de overgangsfase
Deelnemers krijgen de volgende informatie te zien vanuit de pensioenuitvoerder in de overgangsfase naar het nieuwe pensioenstelsel:
- de hoogte van het te verwachten pensioen voor de overstap;
- de hoogte van het te verwachten pensioen na de overstap;
- de genomen vergoedingsmaatregelen.

Overgangsrecht tussen 1 januari 2022 en 1 januari 2026
In de periode van 1 januari 2022 tot 1 januari 2026 gelden zowel de regels uit het huidige pensioenstelsel als de regels uit het nieuwe pensioenstelsel. De huidige regels gelden voor organisaties die nog niet zijn overgestapt naar het nieuwe pensioenstelsel. De nieuwe regels gelden voor organisaties die al wel zijn overgestapt naar het nieuwe pensioenstelsel.
Is een organisatie overgestapt naar het nieuwe pensioenstelsel? Dan kan nog steeds een overgangsrecht gelden voor de bijstortingen- en toeslagverplichtingen, zolang dit past binnen de fiscale ruimte van het nieuwe pensioenstelsel. Moet deze pensioenuitvoerder bijstorten bij een bepaalde dekkingsgraad? Of moet deze pensioenuitvoerder een toeslag uitbetalen door eerdere afspraken? Dan behoudt de pensioenuitvoerder deze verplichting in het nieuwe pensioenstelsel.

Overgangsrecht na 1 januari 2026
Heeft een pensioenuitvoerder op 1 januari 2022 nog een pensioenovereenkomst met een leeftijdsafhankelijke premie? Dan geldt het overgangsrecht vanaf 1 januari 2026 ook voor de volgende pensioenovereenkomsten:
Een premieregeling met een leeftijdsafhankelijke opbouw;
Een uitkeringsregeling met een leeftijdsafhankelijke premie uitgevoerd door een verzekeraar; en
Een vrijwillige excedentregeling met een leeftijdsafhankelijke premie.

Eventtoets
In het wetsvoorstel is een fiscale premiestaffel gemaakt voor deze pensioenovereenkomst Voor deze premiestaffel geldt daarom niet langer een eventoets. Komt een werknemer in dienst na de overstap. Dan geldt de leeftijdsafhankelijk premie wel voor deze werknemer.

Voor de praktijk:
Een werkgever kan een bestaande verzekerde eindloon- of middelloonregeling met een niet-leeftijdsafhankelijke premie tot 1 januari 2022 omzetten naar een premieregeling met een leeftijdsafhankelijke premie. Hiervoor valt deze pensioenovereenkomst ook onder het overgangsrecht. Tot 1 januari 2026 kan de werkgever kiezen om het overgangsrecht te houden voor de leeftijdsafhankelijke premie of om alsnog te kiezen voor een niet-leeftijdsafhankelijke premie.

Toekomst pensioenen - overige wijzigingen        Bron: Internetconsultatie Wet toekomst pensioenen
Hieronder een overzicht van verdere wijzigingen in het nieuwe pensioenstelsel en de verbeteringen voor uitzendkrachten en zelfstandigen.
De Wet verbeterde premieregeling
Het kabinet gaat de Wet verbeterde premieregeling verder verbeteren. Er komt een open norm voor pensioenuitvoerders en een zorgplicht voor de keuzebegeleiding bij een variabele of vaste pensioenuitkering. Pensioenuitvoerders moeten zoveel mogelijk hun best doen om deelnemers te begeleiden bij het maken van een voorlopige of een definitieve keuze. Dit kan bijvoorbeeld door een digitale keuzeomgeving te maken voor deelnemers.
Verplicht gestelde bedrijfstakpensioenen en beroepspensioenfondsen kunnen ook gebruik maken van de Wvp nadat de Wet toekomst pensioenen ingaat. Ook kunnen zij gebruik maken van een collectieve solidariteitsreserve. Alleen ondernemingspensioenfondsen en verzekeraars kunnen geen gebruik maken van de Wvp.

Nettopensioen
Bij het netto-ouderdomspensioen en netto-partnerpensioen bij overlijden op of na pensioendatum gelden dezelfde fiscale premiegrenzen als bij het ouderdomspensioen. De fiscale premiegrens wijzigt door de nettofactor. Voor het nettopensioen geldt geen overgangsrecht.

Derde pijler
De fiscale premieruimte in de tweede pijler wordt gelijk aan de fiscale premieruimte in de derde pijler. Ook hier geldt dus de premiegrens van 30% van de pensioengrondslag. De AOW-franchise in de tweede pijler geldt ook voor de derde pijler.

Wachttijd uitzendkrachten
De wachttijd voor deelname aan een pensioenregeling wordt 8 weken vanaf 1 januari 2022. Op dit moment is de wachttijd 26 weken. Door de kortere wachttijd neemt het aantal uitzendkrachten toe dat pensioen opbouwt. Heeft de uitzendkracht minimaal 8 weken gewerkt op 1 januari 2022? Dan tellen deze weken wel mee in de berekening van de wachttijd. De pensioenopbouw werkt niet terug tot een bepaalde datum.

Zelfstandigen
Het kabinet gaat testen met wetgeving waardoor pensioenuitvoerders kunnen afwijken van de Pensioenwet. Hierdoor wordt het mogelijk om een pensioenregeling aan te bieden aan zelfstandigen. Zelfstandigen krijgen soepelere regels voor de hoogte van de premie-inleg. Het kabinet werkt verdere regels uit in een Algemene Maatregel van Bestuur.

Voor de praktijk:
De minister heeft laten onderzoeken wat de gevolgen zijn voor de pensioenuitkeringen als de rente laag blijft. Door de lage rente zal het vermogen van pensioenfondsen minder snel groeien. Langdurige lage rente kan zorgen voor lagere rendementen. Dit kan zorgen voor een lagere pensioenuitkering. Het CPB heeft een rapport gepubliceerd: Lage rente en de toekomst van pensioenen.

Nieuws overzicht

Nieuws archief